Hoofdstuk 2 – Het psychologische Egypte
2.1. De kenmerken
Uit de eerste vijf boeken van Mozes weten we de geografische ligging van Egypte.
Waar het psychologische Egypte van de mens ligt, is niet zo exact begrensd, maar wel te schetsen met behulp van een aantal kenmerken.
De mens die in zijn Egypte leeft:
- Wil perfect zijn, alles kunnen doen, over grenzeloze mogelijkheden beschikken, in feite wil hij als G’d zijn.
- Wil weten wat anderen van hem denken en van hem willen.
- Richt zich vervolgens daarnaar om deze targets te halen. Gedreven door een diepe angst dat hij daarin faalt en wordt afgewezen, verloochent hij zichzelf en de ander, walst over iedereen heen. Zijn zelfbeeld wordt bepaald door de maat, die de ander hem en die hij zichzelf stelt.
- Is continu gericht op de dualiteit van goed doen en kwaad bestrijden. Dat is het criterium om bescherming te verkrijgen. Doe wat hoort, haal de niet door jou gestelde maar wel verplichte targets en je verdient bescherming. Een schijnveiligheid: haal je je targets niet of onttrek je je aan wat hoort dan word je niet beschermd maar bestreden. Deze maat bepaalt ook zijn zelfbeeld.
- Is niet met zichzelf in verbinding. Zijn diepste innerlijk verbergt en verzwijgt hij. De angst diep in hem veroorzaakt een basishouding van verdediging, onbewust kiest hij steeds tussen vechten, vluchten of bevriezen.
- Stelt vorm boven inhoud, hebben boven zijn. Geluk wordt bepaald door omstandigheden en uiterlijke vorm. Hij kent geen gelijkwaardigheid, noch onvoorwaardelijke liefde.
- Is niet en komt niet op zijn bestemming.
Voor mij is dit Egypte van de mens onlosmakelijk verbonden met het eten van de boom van kennis van goed en kwaad door Adam en Eva in het paradijs. Een ingrijpende gebeurtenis die de mens ineens verantwoordelijk maakte voor goed en kwaad.
Los van G’d ging hij goed en kwaad ontdekken, bekijken en ervaren. Niet langer liet hij die kennis aan G’d en bij G’d. Daarmee oversteeg hij zijn mensenbestaan en wilde als G’d zijn.
Basale behoeften als wonen, eten en kleding werden een probleem. Schaamte deed zijn intrede en maakte dat hij zich bedekte of verborg voor de ander.
Ik zeg ‘de mens’. Als kind en puber dacht ik oprecht: ‘Wat jammer, dat G’d mij niet als eerste mens heeft gemaakt, want ik had nooit gegeten van die boom.’ Nu, volwassen geworden, zie ik dat ik dagelijks tal van keren opnieuw van die boom van kennis van goed en kwaad eet, dat ik als G’d wil zijn.
2.2. De oorzaken
A De illusie van het Paradijs
Het moederland van de Hebreeërs (Joden) was Kanaän. Een hongersnood daar deed hen wegtrekken naar Egypte. Daar settelden ze zich langdurig waardoor de Egyptenaren hen steeds meer als bedreiging gingen ervaren. Om hen onder controle te krijgen en te houden stelden de Egyptenaren steeds meer voorwaarden: onder dwang werden ze verplicht om steeds harder te werken, quota werden vastgesteld en regelmatig opgeschroefd. Uiteindelijk leidden ze een slavenbestaan waarin al hun energie opging aan het voorzien in hun basale behoeften [1 - De piramide van Maslow is een door Abraham Maslow in 1943 gepubliceerde hiërarchische ordening van behoeften. Maslow rangschikte de volgens hem universele behoeften van de mens in deze hiërarchie. Volgens zijn theorie zou de mens pas streven naar bevrediging van de behoeften die hoger in de hiërarchie geplaatst werden nadat de lager geplaatste behoeften bevredigd zouden zijn.]. Gaandeweg speelde ook een andere dimensie een rol: een slaaf wil van betekenis zijn. Want dan wordt hij gezien en is zijn kans om te overleven groter. Beide dimensies van dit slavenbestaan vormen de bouwstenen van zijn eigen Egypte.
De door Abraham Maslow opgestelde behoeftenpiramide illustreert dit. Maslow stelt dat de mens vanaf zijn geboorte onbewust op zoek is naar de bevrediging van zijn behoeften. Hij ordent deze hiërarchisch waarbij de onderste behoeftenlaag de meest urgente is: als aan deze behoeften niet wordt voldaan, sterft de mens en komen de andere behoeften niet eens in beeld. Zo ontstaat deze behoeftepiramide:
TEKENING PYRAMIDE
- lichamelijke behoeften (eten, slapen, warmte, seks)
- veiligheid en zekerheid (woning, vaste baan, gezondheid, bescherming tegen gevaren)
- contacten (vrienden, partner, liefde)
- erkenning en waardering (status, macht, geld)
- zelfontplooiing (individualiteit, ontwikkeling van talenten, maar ook geloof en transcendentie)
Als baby en kind is de vervulling van de behoefte aan eten, drinken en slapen van levensbelang. Naarmate het kind opgroeit, komen de andere behoeften gaandeweg meer in beeld. Ben je echter slaaf, dan kom je niet verder dan de strijd om de basale behoeften.
Ik deed een confronterende ontdekking met verstrekkende implicaties: Elk mens wordt in een Egypte geboren! Dat lijkt op het eerste gezicht een gedurfde bewering. Wie wil er nou in een land wonen waar je slaaf bent, je niet thuis voelt, je leven wordt bepaald door anderen?
Ik vond het een lastige conclusie waar ik eerst niet aan wilde. Diep in mij hoopte ik namelijk dat er hier op aarde wel mensen zijn die niet in hun eigen Egypte leven maar in het paradijs. Dat wil zeggen op een plek waar het goed en vredig is, waar de basale behoeften worden vervuld. Waar iedereen gelukkig is en elkaar liefheeft. Een land waar ik er mag zijn, van betekenis ben, tot mijn recht kom. Waar ruimte is voor het vervullen van de volgende behoeftelagen.
Oké, ìk was daar nu niet, maar als ik nou maar heel hard zou werken zou ik die plaats misschien wel bereiken. Nu, achteraf zie ik hoezeer mijn gedrag en mijn gedachtengang overeenkwamen met die van de zoons uit de gelijkenis van de verloren zoon die Jezus vertelt in de Bijbel. Die gaat over een Vader en zijn twee zonen. De jongste zoon trok er met zijn opgeëiste erfenisdeel op uit om liefde te kopen, verbraste het geld, raakte aan de grond en keerde berooid naar huis terug. De oudste zoon bleef thuis en werkte zich uit de naad om de liefde van zijn vader te verdienen. Geen van beide had genoeg aan of was zich zelfs bewust van de onvoorwaardelijke liefde van de vader. [2 - Lucas 15:11-32]
Ook ik wilde mijn bestaan waard zijn, mijn plek in dat paradijs verdienen. Ik was er van overtuigd: dan pas mag ik er zijn, dan pas ben ik van betekenis. Dus ik deed mijn best op alle manieren die ik had geleerd en meegekregen.
Zo cijferde ik me weg voor anderen: in winkels, op mijn werk, thuis. Ik liet mensen die voordrongen bij de kassa voorgaan. Als ik op mijn werk een idee opperde, mijn chef het van tafel veegde en er vervolgens zelf goede sier mee maakte, liet ik dat gaan. Als mijn huisgenoten thuis kwamen zette ik automatisch mijn favoriete muziek en tv-programma af, zweeg over de boeken die ik las, wetend dat ze niet hielden van mijn muziek en mijn interesses niet deelden. Ik kookte het eten waar zij van hielden, hun vakantiewensen bepaalden onze vakanties. Steeds dacht ik: ach die ander heeft misschien haast, ach mijn idee wordt nu in ieder geval opgepakt, ach als zij dit programma/deze vakantiebestemming nou zo leuk vinden. Ik gaf, meestal stilzwijgend, hun wensen te allen tijde voorrang.
Waarom cijferde ik mezelf zo weg, paste ik me zo aan? Om de mensen om me heen te ontzien, om hen te pleasen of om hun liefde te verkrijgen. Soms schoot er wel door me heen dat ik me zo ondergeschikt maakte aan anderen. Maar omdat ik het normaal en vanzelfsprekend vond, stond ik er niet bij stil. Mijn eigen wensen, gevoelens en verlangens bereikten vaak niet eens mijn bewustzijn. Ik dacht werkelijk: zo ziet mijn rol als vrouw, kind, zus, werknemer en moeder er uit, ik dacht werkelijk: liefde, dat is de minste zijn, dat is jezelf opofferen.
Ook mijn godsbeeld modelleerde ik overeenkomstig deze gedachtegang: G’d werkte met mij mee en zou ervoor zorgen dat mijn behoeften werden vervuld.
Omdat Benedictus leerde: ‘bid en werk’, bad ik onafgebroken tot G’d of Hij mijn omstandigheden wilde verbeteren, mijn lasten wilde verlichten en mijn werk wilde zegenen, zodat ik van betekenis zou worden in Egypte.
Alleen, hoe meer ik mijn best deed hoe minder ik kreeg wat ik wilde.
Mijn faalangst en perfectionisme, de aanleiding voor dit aangepaste gedrag, waren gebaseerd op de illusie dat een mens volmaakt wordt geboren. En is dat niet het geval, zoals bij mij, dan bereikt hij volmaaktheid door zijn opvoeding, opleidingen en door heel hard en met een grenzeloze inzet te werken.
Vanuit dit, mijn, Egypte verlangde ik hartstochtelijk naar die volmaaktheid, dit paradijs:
Daar zou iedereen mij aardig vinden.
Daar bezat ik huizen, auto’s, geld, kleding, boeken, juwelen. Daar bekleedde ik functies met veel aanzien: directeur, lid van de Raad van Toezicht, CEO, prof.dr.ir. Daar zou ik geliefd zijn, gelukkig, van betekenis, dan zou ik er als mens mogen zijn.
Toen ik ongeneeslijk ziek werd bleek hoe fragiel dit wereldbeeld was, in een ommezien viel het in gruzelementen. De paradijselijke illusie ontaardde in een pijnlijke desillusie.
Mijn conclusie toen ik de scherven van mijn leven overzag?
Een gelukkige jeugd, een gelukkig huwelijk, een fortuinlijke baan, een perfecte relatie, onfeilbare vrienden, een onmisbare geliefde, geluk, volmaaktheid, perfectie?
Het bleken relatieve begrippen, losse momentopnames die hooguit iets zeggen over mijn omstandigheden maar niets over mij als mens.
Waren mijn omstandigheden volmaakt gebleven, dan was mijn behoefte aan persoonlijke ontwikkeling beperkt gebleven tot het hiervoor genoemde incidentele vage gevoel van onrust, van leegte van binnen, van ‘is dit alles?’ Een essentiële vraag was onbeantwoord gebleven: ‘Wie ben ik, zonder mijn omstandigheden, zonder het zichtbare en meetbare? Wat is mijn werkelijke bestemming, wat is mijn plaats?’
De boeken en preken van Henri Nouwen gaven woorden aan wat er tijdens mijn ziekte in mij leefde: ik was op zoek naar mijn identiteit en dacht die te vinden in wat ik deed, wat ik bezat of in wat andere mensen over mij zeiden. Maar bezitten, doen, of meningen van anderen over mij, zeggen iets over mijn buitenkant, niet over wie ik ben, niet over mijn binnenkant. Ik versta mijzelf dan niet als het geliefde kind van G’d.
In Egypte gaat het niet om wie ik ben, maar om wat ik laat zien, om uiterlijk vertoon, om de quota die ik moet halen. Hoeveel mensen zwoegen dag en nacht in gezin, werk, vrijwillige functies in kerk en/of politiek om hun quota te halen: hun bestaan te verdienen?
Mijn ontdekking: elk mens wordt geboren in zijn eigen symbolische Egypte, werd gestaafd door de vele verhalen van coachees, mensen in mijn omgeving en last but not least: mijn eigen verhaal.‘L’essentiel est invisible pour les jeux‘ Antoine de Saint Exupéry [3 - Frans schrijver 1900-1944 Bron: Le Petit Prince; vertaling: ‘Enkel met het hart kan men goed zien. Het essentiële is onzichtbaar voor de ogen.’]
B De bron van tekorten
Welnu, welke situaties en gebeurtenissen zetten het kind ertoe aan zich afhankelijk te maken van, aan te passen aan, te letten op die ander? De bron daarvoor ligt in de vroegste jeugd en bij de eerste volwassenen om hem heen: zijn ouders en andere verzorgers.
Dr. Lisa Guinnes [1 - Dr. Lisa Guinness is directeur van Living Water Discipleship and Healing Trust in het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Zij is psychiater en begeleidde kinderen in hun ontwikkeling. Zij is een internationaal spreekster en schrijfster van boekjes, zoals ‘In het begin’] verwoordt het op een originele manier: Wanneer je een mens vergelijkt met een huis, dan is de moeder het fundament en de vader de steiger. Vaak is het fundament beschadigd, onvoldoende sterk of ten dele aanwezig en ontbreekt de steiger of is hij niet stabiel of hoog genoeg.
De verantwoordelijkheid daarvoor is hen echter niet direct en niet volledig toe te rekenen.
Ik ben ervan overtuigd dat een ouder (vader of moeder) zijn kind alles geeft, wat hij in zich heeft.
Maar ik ben er ook van overtuigd dat elk kind in meerdere of mindere mate tekort komt, net zoals zijn ouders tekorten hebben opgelopen. [2 - Contextuele therapie is een psychotherapie die voortkomt uit de visie van de Hongaars-Amerikaanse psychiater Iván Böszörményi-Nagy op het menselijk leven en relaties.] Dat tekort maakt dat hun kind zich zo zal gaan aanpassen, dat zijn basale levensbehoeftes toch worden vervuld [3 - Een belangrijk begrip in het contextuele gedachtegoed is het recht van ieder mens op gerechtvaardigde zorg wanneer hij op de wereld komt. Recht en onrecht, balans tussen geven en ontvangen, roulerende rekening ,het zijn wel haast juridische termen, die evenwel duidelijk maken dat er binnen relaties meer meespeelt dan de feiten, de intrapsychische gevolgen van schade uit het verleden of het feit dat de communicatie verstoord is. Nagy legt het begrip roulerende rekening als volgt uit: het is een relationele consequentie waarin iemands plaatsvervangende revanche op een ander uiteindelijk niet verhaald wordt op degene die de schade veroorzaakt. We zien dat deze vergelding een nieuw slachtoffer maakt. (Böszörményi-Nagy & Krasner, 1994, pp. 147,479). Dit zie je bijvoorbeeld gebeuren tussen ouders en kinderen.]. Maar juist die jong geleerde aanpassing leidt tot afhankelijkheid van de volwassenen om hem heen. Van de ouders en andere verzorgers en later van onderwijzers en docenten, klasgenootjes, vriendjes en vriendinnetjes, sport- of muziekdocenten, enzovoort. De vroegste relaties beïnvloeden de manier waarop zijn ziel zich ontwikkelt in de peuter en kleutertijd en de manier waarop hij later als volwassene zijn levensverhaal ziet en vertelt.
TEKENING WEEGSCHAAL
Dat komt omdat tijdens de eerste levensjaren ervaringen twee delen van het sociale brein (de zogenaamde imprints) beïnvloeden. Ervaringen zoals bijvoorbeeld de manier waarop de ouders op het kind reageren als het bang is, verdrietig, honger voelt of pijn. Troosten ze hem? Hoe? Het brein slaat zowel de verbale als de non-verbale (gelaatsuitdrukkingen, intonatie van de stem, houdingen en gebaren) communicatie op in het impliciete geheugen, zoals indrukwekkende YouTube-filmpjes laten zien. Van deze communicaties maakt het brein modellen die zich vervolgens op een onbewuste manier manifesteren in het zelfbeeld van het kind, het gevoel dat hij heeft over zijn lichaam, in zijn emotionele reacties en in zijn gedragsmatige reactiepatronen.
De Moeder
In het verborgene van haar lichaam weeft en voedt de moeder haar kind op een kunstige manier tot aan zijn geboorte. Zo bouwt zij het fundament.
Als het kind geboren wordt, leest het in haar ogen geen onvoorwaardelijke liefde, niet: ‘je mag er zijn, zoals je bent!’ Nee, door de tekorten die zij zelf in haar leven heeft opgelopen leest het kind in haar ogen: ‘vul mijn tekort aan.’
TEKENING SCHEVE HUIZEN MET FUNDAMENT
In aanvang draait de wereld van het kind om de moeder. Idealiter zet de moeder de liefde en zorgzaamheid uit de baarmoeder voort door haar kind in haar armen, dicht bij haar hart te houden.
Ze voedt het met haar aandacht, koestering en liefde en vaak met moedermelk.
Deze emotionele en lichamelijke voeding is onvoorwaardelijk: haar kind hoeft er niets voor te doen, het hoeft er alleen maar te zijn om het te ontvangen. Hij is hier ‘human being’, geen ‘human doing.’
Het gedragen, gevoed, gekoesterd en beschermd worden is onontbeerlijk voor het kind om zich goed en veilig te kunnen hechten. Het stimuleert zijn zelfvertrouwen en alles wat hij nodig heeft om te groeien, zich langzamerhand los te maken van haar en op te kijken naar zijn vader, te spelen met broertjes en zusjes, vriendjes en vriendinnetjes, andere relaties aan te gaan. Zo biedt de moeder het kind de noodzakelijke elementen voor het fundament van het te bouwen huis.
Maar ja, de werkelijkheid is vaak anders. De zwangerschap verliep niet zorgeloos.
TEKENING SCHEEF HUIS
Of het kind was niet gewenst. Of de bevalling was zo zwaar, dat de moeder niet in staat was het kind direct in haar armen te nemen en te koesteren. Of wilde ze dat wel maar moesten er eerst medische handelingen worden verricht met haar of met het kind. Of kwam de borstvoeding niet goed op gang. Of belandde de moeder in een postnatale depressie. Of was de moeder zelf als kind ongewenst en leest het kind in haar ogen dat het er mag zijn mits hij haar bestaan bevestigt. Of wordt het kind in zijn eerste jaren in het ziekenhuis opgenomen en ervaart dat als een teveel zijn of als een in de steek gelaten worden, als boodschap dat hij er alleen voor staat. Deze ervaringen beschadigen het fundament, waar hij het de rest van zijn leven mee moet doen. Instinctief zal hij proberen de tekorten op te vullen door zich in te zetten, veel te doen, veel te hebben, er voor te zorgen dat andere mensen hem zien en waarderen.
Wanneer coachees in mijn praktijk worstelen met de vraag ‘mag ik er zijn’, rijst uit hun verhalen een matroesjka [4 - Een matroesjka of baboesjka is een holle houten pop die onderdeel is van een reeks steeds kleinere in elkaar passende poppen. De poppen kunnen opengemaakt worden door middel van een naad in de “buik”. Een matroesjka bestaat doorgaans uit zeven of acht poppetjes. De traditionele matroesjka beeldt een boerenmeisje uit, maar er bestaan ook varianten.] op van pogingen bevestigd te worden: ‘je mag er zijn’. De ontvangen bevestiging is echter nooit voldoende: het bodemlozeput’ fenomeen. Door samen met de coachee stapje voor stapje terug te gaan in zijn levensgeschiedenis wordt gaandeweg onthuld welke onvervulde basisbehoeften in de vroege jeugd dit gat in de ziel hebben achtergelaten.
TEKENING SCHEUREN MUUR
Het ontdekken van dit tekort is de eerste stap in het proces van heling en het zelf scheppen van een fundament. In de heling manifesteert zich het wonder van de schepping: geen wond (tenzij veroorzaakt door andere trauma’s) hoeft open en ontstoken te blijven.
De Vader
De vader is waakzaam aanwezig, liefdevol, geduldig en op een kwetsbare wijze eerlijk. Hij weet dat hij zijn kind niet kan beheersen en controleren. Wat hij wel kan beheersen zijn zijn houding en reacties op het gedrag van zijn kind. Door het liefdevol en volhardend te bevestigen en te bemoedigen, geeft hij het kind het vertrouwen dat deze het leven aankan. De vader mengt zich liefdevol in de innige band tussen moeder en kind, neemt het van haar over en wijst het kind op de wereld buiten. Hij erkent, beschermt en bevestigt het kind door het zijn waarden, naam en afstamming te geven. Hij begeleidt het, stimuleert zijn zelfstandigheid en moedigt het aan op onderzoek te gaan. De vader bevestigt zijn dochter in haar identiteit als vrouw. Voor zijn zoon vervult hij de identificatierol. Kortom: mede door de vader groeit het kind en ontwikkelt zich als mens en in zijn genderrol. Zo vormt de vader de steiger van het op te bouwen huis.
TEKENING STIJGERS RONDOM HUIS
Maar ja, ook hier gaat het in werkelijkheid vaak anders. Is de steiger scheef, wankel of onaf. Neemt de vader afstand van de moeder omdat hij jaloers is op haar aandacht voor het kind. Gaat hij volledig op in zijn werk of is druk met zijn eigen imagebuilding. Heeft hij geen vadervoorbeeld gehad omdat zijn eigen vader afwezig was en voelt hij zich ongemakkelijk in zijn vaderrol. Is hij een perfectionist die zijn kind keer op keer het gevoel geeft te kort te komen. Steeds als het kind niet voldoet aan zijn hoge verwachtingen leest het de teleurstelling van zijn gezicht. Kortom: de steiger die er had moeten staan, was krakkemikkig of ontbrak zelfs.
C De gevolgen van tekorten
Worden basale levensbehoeften niet, niet voldoende of op de verkeerde wijze vervuld, dan ontstaan tekorten. Die uiten zich vooral op het gebied van hechting en op het gebied van de ontwikkeling van de identiteit; en in verschillende vormen.
C.1. Identiteitsontwikkeling
Erik Erikson [1 - Erik Erikson (1902–1994) was een psycholoog die zich met name richtte op de psychoanalyse. Erikson voegde de sociale dimensie aan de psychoanalytische theorie toe.] onderscheidt in zijn model van identiteitsontwikkeling acht chronologische fasen.
Elke fase wordt gekenmerkt door een levenstaak die een mens eerst moet verrichten voor hij toe is aan de volgende taak. Elke levenstaak bestaat uit het verenigen van twee tegenstellingen die uitmonden in een ‘vitale sterkte’, hier verder kracht genoemd. Stagneert een levenstaak dan stagneert de ontwikkeling in die fase.
TEKENING TRAP
- Vertrouwen: babytijd (0-1 jaar):
De ontwikkeling van vertrouwen versus wantrouwen leidt tot de kracht hoop. In de prilste kinderjaren is hechting met de moeder/verzorger noodzakelijk. Als dat goed verloopt durft het kind later anderen te vertrouwen. - Autonomie: peutertijd (2-3 jaar):
De ontwikkeling van autonomie versus schaamte leidt tot de kracht: wil. Als ouders/verzorgers het kind te veel beschermen, het te weinig zelf laten doen of het kind uitlachen als iets niet lukt, leidt dat in latere jaren tot twijfel aan jezelf en gebrek aan durf om autonoom te handelen. - Initiatief: kleutertijd (4-6 jaar).
De ontwikkeling van initiatief versus schuld leidt tot de kracht: doelgerichtheid. Als ouders in deze fase het kind niet aanmoedigen tot het nemen van initiatieven en het stellen van doelen of het zelfs ontmoedigen, zal het later moeite blijven houden met het nemen van initiatief. - Competentie: kindertijd (7-13 jaar).
De ontwikkeling van vlijt versus minderwaardigheid leidt tot de kracht: competentie. In deze fase leert het kind naast basale zaken als lezen en schrijven ook verantwoordelijkheid nemen en met anderen om gaan. Alle vaardigheden om zich maatschappelijk succesvol staande te houden. - Identiteit: adolescentie (14-24 jaar).
De ontwikkeling van identiteit versus rolverwarring leidt tot de kracht: trouw. Als er in deze fase geen duidelijk antwoord wordt gevonden op de vragen ‘wie ben ik, wat wil ik?‘ zal de mens steeds op zoek blijven naar zijn rol in het leven. - Intimiteit: jong volwassenheid (24 jaar tot begin veertig).
De ontwikkeling van intimiteit versus isolatie leidt tot de kracht: liefde. Als de mens in deze fase geen betrokkenheid bij zijn werk en duurzame intieme relaties ontwikkelt, blijft hij kampen met gevoelens van afzondering en eenzaamheid. - Productiviteit: middelbare leeftijd (begin veertig tot midden zestig).
De ontwikkeling van een carrière, de zorg voor kinderen, het helpen van anderen versus stagnatie leidt tot de kracht: zorg. Als in deze fase deze levensdoelen niet worden waargemaakt raakt de mens in zichzelf gekeerd en stagneert zijn ontwikkeling. - Tevredenheid: ouderdom (vanaf midden zestig). De ontwikkeling van integriteit versus wanhoop leidt tot de kracht: wijsheid. De mens kijkt met tevredenheid en het gevoel dat zijn leven betekenis heeft gehad terug en accepteert de naderende dood. Kijkt hij met spijt terug en blijft hij treuren over mislukkingen en gemiste kansen dan kan hij de dood niet accepteren.
Vooral de eerste vijf fasen, de eerste 24 jaar, zijn essentieel. Negatieve ervaringen, niet gecorrigeerde fouten, niet of verkeerd aangeleerde zaken veroorzaken stagnatie van de bij die fase behorende levenstaak. Later in het leven wordt het gemis van die levenstaak en het belemmerende effect daarvan op de identiteit zichtbaar. Het alsnog oppakken van gemiste of verkeerd aangepakte levenstaken kan de identiteit alsnog herstellen.
C.2. Hechting
Zoals Erikson hiervoor al aangaf, is in de prilste levensfase een goede veilige hechting [2 - Edward John Mostyn Bowlby (1907-1990) was een Britse psychiater die bekend is geworden door zijn theorieën over hechting tussen opvoeders en kinderen. Hij benadrukte het belang van een goede interactie tussen hen om een goede hechting tot stand te laten komen. Bowlby geloofde dat met name een sensitieve houding van de moeder voor de signalen van het kind een veilige hechting tot stand liet komen. De wijze waarop de hechting tot stand komt, heeft volgens hem een voorspellende waarde voor de emotionele ontwikkeling van een kind op latere leeftijd. Het niet-veilig gehecht zijn kan leiden tot verschillende moeilijkheden, zoals leerproblemen, problemen met zelfwaardering en eigenwaarde en moeite hebben met het aangaan van relaties.] van het kind aan zijn ouders/verzorgers van levensbelang.
a. Veilige hechting
Zijn ouders attent, lief en begripvol dan kan het kind zich veilig hechten en ontwikkelt het basisvertrouwen en basisveiligheid. Dat is zichtbaar:
- Het kan goed samenwerken.
- Het toont positief gedrag.
- Het heeft een goede emotieregulatie.
- Ook bij angst en stress zoekt het nabijheid, lichamelijk contact, hulp en troost.
- Het ontwikkelt een mindsight: het vermogen om de stroom van energie en informatie (de mind) in hemzelf én in anderen waar te nemen, aan te voelen en vervolgens in zijn relaties met anderen doelbewust te beïnvloeden.
- In latere jaren vertelt hij een coherent levensverhaal.
b. Onveilige hechting
Onveilige hechting kent verschillende varianten:
- Onveilige vermijdende gehechtheid.
Als de ouders afstandelijk zijn, afwijzend en/of kil naar het kind of er is sprake van verwaarlozing en/of mishandeling, dan vermijdt het kind contact: het heeft geen vertrouwen in de beschikbaarheid van de ouder en houdt zich daarom groot en zoekt geen steun. Het reageert nauwelijks als de ouder terugkomt na afwezigheid, het blijft dan bijvoorbeeld gewoon doorspelen. Wel heeft het kind vaak een plezierig contact met vreemden waardoor het lijkt of het wel meevalt. Dat is een valkuil bij het signaleren: een onveilig gehecht kind onderdrukt angst en gedraagt zich quasi zelfstandig. - Onveilige afwerende gehechtheid.
Als de beschikbaarheid van de ouders voor het kind onvoorspelbaar en onberekenbaar is (het krijgt niet op het goede moment of niet op de juiste manier aandacht), gaat het tegenstrijdig gedrag vertonen: het is tegelijk afwerend en zoekt contact: door boos, ontroostbaar huilend, zielig, claimend gedrag. - Gedesorganiseerde gehechtheid.
Als de ouders het kind verwaarlozen, mishandelen, misbruiken en/of bedreigen hebben ze voor het kind een onbegrijpelijke tegenstrijdige rol: zowel beschermer als een bron van angst. Het kind toont dan tegenstrijdig en onberekenbaar gedrag: chaotisch, angstig, bizar.
Een kind dat onveilig is gehecht ontwikkelt hardnekkige patronen die hem tot ver in zijn volwassenheid kunnen belemmeren in zijn bestaan. Bijvoorbeeld door verschijnselen als deze: rigiditeit, een afwijzende houding, explosief chaotisch gedrag, verwarrende (niet bij de situatie passende) reacties, verhalen vol verzinsels, ongefundeerde en in de tijd verspringende generalisaties. Ook kunnen ze er van overtuigd zijn dat hun gezinsrelaties geen impact hebben gehad op hun ontwikkeling.
C.3. Tekorten
Wie in zijn eerste levensfases tekorten heeft opgelopen, is zich daar in het dagelijks leven vaak niet van bewust. Hij herkent de signalen, steeds harder werken, steeds meer zijn best doen, of ineens het bijltje er bij neer gooien, niet als compenseren van die tekorten. Soms lijkt deze strategie succesvol maar is het succes kortstondig waardoor het steeds opnieuw herhaald dient te worden: vechten tegen de bierkaai. Is hij zich bewust van de impliciete boodschappen die zijn innerlijk afgeeft dan negeert hij deze of overrulet ze door nog harder werken. Maar omdat de tekorten niet worden erkend en opgelost blijven ze hem onverminderd sturen en opjutten.
Stef Bos zingt treffend:
“Morgen
Begin ik van voor af aan
Morgen
Of overmorgen
Of over, over, over, over, over, over, over
over, overmorgen
Of volgend jaar”
In de eerste 24 jaar van het leven kunnen voor het kind noodzakelijke behoeften om allerlei redenen onvolledig, verkeerd of zelfs niet vervuld worden.
Belangrijk is om hier nogmaals te benadrukken dat er geen sprake is van goed of fout, van schuld! Ouders/verzorgers bieden hun kind wat zij in zich hebben.
Desondanks, onbedoeld en onbewust, ontstaan tekorten, groot en/of klein, die het kind in zijn eigen psychologische Egypte doen belanden. Daar gaat hij alles in het werk stellen om die tekorten aan te vullen, dat wordt de bewuste of onbewuste drijfveer van zijn leven. Het wordt zijn levenshouding, zijn script [1 - Mensen leren al vroeg in hun leven bepaalde overtuigingen over zichzelf en over anderen. Het Script is het onbewuste levensplan waarmee mensen hun leven vormgeven. Ze zijn ooit aan het jonge kind aangedragen als gevolg van ouderlijke programmering en ervaringen in zijn jeugd. Dit gedrag begint onder invloed van (schijnbaar) verstandige ouderlijke boodschappen, die ons later aansturen. Er zijn vijf drivers: Wees Perfect, Wees Sterk, Doe je Best, Doe de Ander een Genoegen en Schiet op. Als mij dat niet lukt, dan vragen andere boodschappen de aandacht (dit noemt de TA stoppers): hoor er niet bij; wees geen kind; besta niet; wees niet jezelf; slaag niet; wees niet belangrijk; kom niet dichter bij; wees niet gezond; denk niet; groei niet op; voel niet; doe niets. Ik heb geleerd om met mijn drivers mijn stoppers (negatieve boodschappen) te neutraliseren. Maar het neutraliseren van mijn stoppers door mijn drivers gebeurt onder valse voorwaarden. De belofte die van zo’n driver boodschap uitgaat is: “Ik ben OK zolang ik aan mijn driver gehoorzaam”. Maar aangezien dat onmogelijk is (altijd perfect, of sterk zijn is onmogelijk, etc) kom ik uiteindelijk toch in de stopperboodschap terecht, waarvan de teneur is: “Ik ben niet OK/Jij bent OK”. Die onaangename positie kan ik ontvluchten door in woede te ontsteken tegen alles en iedereen die mij dit aandoet. Ik ben de “Aanklager” geworden. Dit correspondeert met de positie: “Ik ben OK/Jij bent niet OK”. Als ook deze positie niet tot iets dragelijks leidt kan ik alsnog opgeven en in een toestand van hopeloosheid komen. Ik voel met dan het “Slachtoffer” dit correspondeert met “Ik ben niet OK/Jij bent niet OK”.].
Dat psychologische Egypte bestaat uit zijn eigen interne beulen. Intern, omdat het vooral gaat om wat hij zichzelf vertelt. De interne stem die zegt: ‘ik denk dat hij denkt dat ik denk, … enzovoort….’ Hij gaat zijn gedrag aanpassen aan die zelf geconstrueerde verwachting van de ander. Door bijvoorbeeld vriendelijker te doen, geen kritiek te leveren, nog harder te werken, nooit sociale functies te weigeren of door een nog mooier huis, grotere auto, imposante kunstobjecten te kopen.
D Levensterreinen van tekorten
In mijn praktijk zie ik dat de opgelopen tekorten zich vooral manifesteren op twee gebieden: het terrein van de liefde en het terrein van familiepatronen:
D.1. Mislukking van de liefde:
Ja, tekorten openbaren zich nogal eens in de liefde en maken deze dan verstikkend, verlammend of kleinerend . Daarin zijn vier subgroepen te onderscheiden:
- TEKORT aan liefde:
als het kind te weinig liefde heeft ontvangen ontwikkelt hij geen gevoel van zijn, van bestaansbesef. Zoals we eerder zagen (zie Identiteitsontwikkeling en Onveilige hechting) leidt dat ertoe dat hij zich moeilijk kan hechten. - VERLIES van liefde:
als er in de prille jeugd een breuk is geweest in de moeder- of vaderrelatie, bijvoorbeeld door ziekte of overlijden van de moeder of de vader, ontwikkelt het kind geen gevoel van wel-zijn. - WANORDE in de liefde:
als het kind niet de ‘juiste’ plaats in het gezin kreeg. Dat kan komen door: - samensmelting (fusioneel gedrag):
het kind neemt de plaats in van bijvoorbeeld de vader of de moeder, wanneer deze zijn/haar rol, om welke reden dan ook, niet zelf inneemt. - verwarring van de plaatsen in het gezin:
als het kind de plaats moet innemen van een tijdens de zwangerschap of na de geboorte overleden broertje of zusje, en zo, meestal stilzwijgend de ontstane leegte opvult en zo het gemis verhult. - greep van de één op de ander:
als de moeder met het kind wil pronken, omdat zij in zich zelf niets ziet waar ze blij mee kan/mag zijn. - begeerte:
als het kind net zo succesvol wil zijn of net zoveel aandacht wil hebben als de vader, moeder, broer of zus. Of andersom: zij willen zijn of krijgen wat het kind is of krijgt. - MISBRUIK van liefde:
als het kind wordt misbruikt en/of mishandeld. Dat kan op diverse manieren: lichamelijke mishandeling, psychische mishandeling, seksueel misbruik, fysieke verwaarlozing en affectieve verwaarlozing. Ook overbescherming, pedoseksualiteit en het getuige zijn van geweld tussen ouders wordt tot kindermishandeling gerekend. Het (stelselmatig) manipuleren van de gedachtewereld en/of de vrije wil van het kind in de naam van G’d en G’ds woord worden gerekend tot spiritueel misbruik.
D.2.Disfunctionele Familieregels:
Familieregels zijn ongeschreven dwingende regels binnen een familie. Van de familieleden wordt strikte naleving van deze regels verwacht en geëist.
TEKENING MENSEN VERBONDEN
Het verplicht naleven van deze regels leidt vaak tot disfunctioneel gedrag. Een vijftal voorbeelden:
- BEHEERSING:
‘Zo hoort het, zo moet het, zo doen wij dat’. Op deze manier houden de gezinsleden zichzelf en elkaar onder controle. - PERFECTIONISME:
‘Falen is geen optie’. Dus wordt continu gestreefd naar het hoogst haalbare en is daarin falen een doodzonde. Tevredenheid is in dit gezin een schaars goed, veroordelen van elkaar is een veel gebruikt instrument. Dit kost zo veel energie, dat het vaak gepaard gaat met neveneffecten als overspannenheid en burn-out. - SCHULD.
‘Het is jouw schuld dat dit niet goed gaat of mislukt’. Hier gaat het om onterechte schuldgevoelens die gezinsleden zichzelf en elkaar opleggen. Gevoelens van berouw en spijt tieren welig. - WANTROUWEN.
‘Vertrouw niemand, dan word je niet teleurgesteld’. Een knellende familieregel die eigenlijk zegt: ‘wees altijd alert en op je hoede, want je staat er alleen voor.’ - ZWIJGZAAMHEID.
‘Daar praten wij niet over’. Hier zwijgt men over gevoelens, behoeften en verlangens. Deze regel sluit elke menselijke expressie uit. Luchtigheid, speelsheid, bevestiging en bemoediging zijn verdwenen uit de omgang met elkaar. Alle levendigheid wordt in de kiem gesmoord.
Als ik in een gesprek met een coachee de mogelijkheid van disfunctionele familieregels ter sprake breng, volgt vaak een heftige ontkenning. Een logische en begrijpelijke reactie:
-
Voor de coachee vormen deze regels (in ieder geval tot dat moment) zijn overlevingsstrategie. Hij heeft ze met de paplepel ingegoten gekregen. Vergelijk het met de metafoor van de gekookte kikker. Stop een kikker in een pan met koud water. Als het water langzaam aan de kook wordt gebracht, heeft de kikker dat niet door, hij blijft erin. Met zijn dood tot gevolg. Stop je een kikker in een pan met kokend water, dan springt hij er onmiddellijk uit.
-
Een kind (hoe oud ook) is van nature loyaal aan zijn ouders, stelt psychiater Iwan Böszörményi-Nagy [2 - Iván Böszörményi-Nagy (1920-2007) was een Hongaars-Amerikaanse psychiater en psychotherapeut. Nagy is de grondlegger van de contextuele therapie. Hij volgde een route van studie en praktijk van individueel werkend psychiater, via de ontwikkeling van gezins- en systeemtheorie, naar een eigen idee van kijken naar mensen, relaties en problemen. Een kijken naar de relationele werkelijkheid van iedere persoon en de ethische consequenties daarvan, die hij Contextuele Therapie noemde. In gesprekken met coachees kwam Nagy begrippen als onrechtvaardigheid, rechtvaardigheid, betrouwbaarheid en loyaliteit tegen. Hij ontdekte dat mensen een rechtvaardige balans willen hebben tussen geven en nemen: als mensen geven, ontstaat er een soort recht op ontvangen en als ze iets niet goed gedaan hadden, zij vanuit een besef van “schuldig zijn” iets wilden doen om het goed te maken. Bovenstaande begrippen en dit taalgebruik kregen in de psychologie nauwelijks of geen aandacht; ze behoorden tot het taalgebied van de relationele ethiek. Het begrip relationele ethiek kreeg bij Nagy een bepaalde betekenis. Hij bedoelde daarmee een universeel gegeven; een eerlijke verdeling tussen geven en nemen in menselijke verhoudingen en de rechtvaardige balans tussen verdiensten en verplichtingen.]. Hij omschrijft de begrippen ‘loyaliteit’ [3 - Loyaliteit is in de woorden van Nagy biologisch bepaald: vader, moeder en kind zijn met elkaar verbonden vanaf het prille begin. Tegelijk houdt loyaliteit dynamiek in: het speelt zich af tussen vader, moeder en kind in de context van drie of meer generaties (Michielsen, Mulligen, & Hermkens, 2008, p. 68). Het gaat daarbij over de balans tussen geven en ontvangen zodat er een gezonde verbinding kan ontstaan met beide ouders. Dat geven en ontvangen verschuift in de loop van de tijd: eerst ontvangt een kind alles van voeding tot liefde en aandacht. Doordat het kind gaat lachen en praten, gaat het kind ook teruggeven aan de ouder. Hoe betrouwbaarder de onderlinge relatie met beide ouders is, hoe beter men loyaal kan zijn aan zowel de een als aan de ander. Kinderen zijn namelijk per definitie loyaal aan beide ouders (Michielsen, Mulligen, & Hermkens, 2008, p. 69).] en ‘loyaliteitsconflict’. Hij geeft aan dat, of het kind dit nu wil of niet, de band tussen kind en ouders bestaat. Omdat hij zijn leven te danken heeft aan beide ouders kan hij niet anders dan loyaal zijn aan hen. Tijdens het verzorgen en opvoeden van het kind kan deze basale loyaliteit, oftewel existentiële loyaliteit, zich uitbreiden en verdiepen. Zo ontstaat verworven loyaliteit. Als een kind wordt geconfronteerd met de tekorten van zijn ouders staat hij voor een groot dilemma. Door zijn existentiële en zijn verworven loyaliteit kan hij niet anders dan loyaal blijven aan zijn ouders. Het uitspreken van de tekorten van zijn ouders of de noodzaak om een of beide ouders los te laten, brengen hem in conflict met zichzelf. Dit conflict kan hem danig in de weg zitten bij het erkennen van de tekorten die hij heeft opgelopen en de invloed die deze hebben gehad op zijn leven tot dan toe. Het onderzoeken of ter discussie stellen van familieregels is dan ook bijzonder ingrijpend en niet zonder consequenties.
-
En last but not least: een in deze materie ervaren buitenstaander herkent disfunctionele familieregels scherper en sneller dan familieleden zelf.