logo
|Emmaüs Exodus

Hoofdstuk 3 – Communiceren in Egypte?

3.1. Ineffectieve reactiepatronen

Eric Berne, de grondlegger van de Transactionele Analyse (TA) , stelde dat een mens op basis van de ervaringen in zijn vroege levensjaren besluit hoe om te gaan met en te kijken naar zichzelf en zijn omgeving. Dit leidt tot een verzameling positieve en negatieve besluiten die samen zijn ‘levensscript’ vormen.
Dit script bepaalt in hoge mate de kwaliteit van zijn verdere levensloop: positieve besluiten stimuleren die, negatieve besluiten, i.c. de hiervoor beschreven tekorten, remmen zijn groei en ontwikkeling.
De zogenaamde ‘Dramadriehoek’, het door Stephen Karpman in 1968 gepubliceerde en sindsdien in de TA veelgebruikte model voor communicatie en samenwerking, laat goed zien waar dat in de dagelijkse praktijk toe leidt.
Het model beschrijft vaak voorkomend ineffectief gedrag dat gekenmerkt wordt door negatieve communicatie en onvruchtbare samenwerking. De dramadriehoek beschrijft hoe mensen tijdens relationele transacties altijd één (of meer) van drie rollen spelen: de Aanklager, de Redder of het Slachtoffer.
De TA stelt dat volwassenen dit spel onbewust met elkaar spelen om af te rekenen met hun eerder opgelopen tekorten (aan o.a. aandacht, sympathie, bevestiging, genoegdoening, ontlading, wraak). Hun reacties passen niet bij de actuele situatie omdat ze worden ingegeven door in de vroege jeugd opgeslagen en geïnternaliseerde boodschappen en overtuigingen.
De Dramadriehoek is typerend voor menselijke relaties in het psychologische Egypte.

A Kenmerken van de Dramadriehoek

  • De Dramadriehoek wordt gevormd door volwassen mensen die zich onvolwassen gedragen.
  • Ze houden zichzelf en elkaar gevangen in een vicieuze cirkel (driehoek) van onderling afhankelijke rollen. Het resultaat: het bevestigen van de status quo en het in stand houden van de bestaande problemen.
  • De rollen vullen elkaar aan. De ‘keuze’ van de ene persoon voor een rol, bepaalt de ‘keuze’ van de ander(en). Kiest de een voor Redder, dan kiezen de anderen voor Aanklager of Slachtoffer.
  • De rolverdeling is dynamisch: de spelers beperken zich niet tot één rol maar bewegen van de ene rol in de andere. Kiest de een bijvoorbeeld voor de rol van Redder dan wisselt degene die tot dan toe Redder was van rol met de Aanklager of het Slachtoffer. 
  • Spelers die dezelfde rol kiezen, botsen snel: twee Aanklagers die elkaar uitfoeteren of twee Redders die elkaar bemoedigend toespreken, twee Slachtoffers die elkaar klein en afhankelijk houden. Dat duurt nooit lang, dan stapt één van beiden weer in een aanvullende rol.

B Rolkenmerken

  1. Het Slachtoffer
    Een slachtoffer vindt iedereen, ook zichzelf, waardeloos. Hij ontkent of negeert zijn eigen mogelijkheden en zijn eigen verantwoordelijkheid. Op een klagende manipulerende manier doet hij een beroep op anderen om hem te helpen. Hij maakt hen verantwoordelijk voor het oplossen van zijn problemen. Zijn houding van: ‘ik ben klein en jij bent groot’ trekt vooral Redders aan.
    Typerende uitspraken voor een Slachtoffer: Ik kan het niet; ik weet het niet; ik durf niet; wat moet ik doen?; ik kan er niets mee; ik ben zo bang; ik loop weg hoor; help me alsjeblieft; wat ben je toch geweldig!; ik kan er niets aandoen; ik geef het op; is het niet vreselijk; ja, maar….;
    Typerend gedrag:
    zijn antwoorden zijn vaag, hij neemt geen standpunt in. Hij is overgevoelig en meesterlijk in het opwekken van sympathie en schuldgevoel bij de ander. Het slachtoffer lijkt volwassen maar is als het ware kind gebleven.
  2. De Redder
    De Redder neemt de positie in van iemand die het (beter) weet. Hij neemt, ongevraagd, de verantwoordelijkheid van de ander over en zal het wel eens even oplossen. Hij staat boven de ander en maakt de ander daarmee klein.
    Typerende uitspraken voor een Redder:
    Ik help je wel; ik doe het wel voor je; als ik jou was zou ik..; volgens mij kun je beter; het is in je eigen belang dat ik dit zeg hoor; ik probeer je alleen maar te helpen; ik zal je laten zien hoe het moet; graag gedaan, hoor; wat zou je zonder mij moeten; ik werk me steeds uit de naad om anderen te helpen; ik ben zo druk; ik ben moe; ik heb geen 5 minuten voor mijzelf.
    Typerend gedrag:
    de Redder is een luidruchtige of juist een stille martelaar. Heel subtiel bespeelt hij de schuldgevoelens of schaamte van de ander, als een stalen hand in een fluwelen handschoen. Een Redder is als een rijinstructeur die alsmaar zelf achter het stuur blijft zitten.
    Kenmerkend element in het levensverhaal van de Redder: hij heeft als kind vaak te vroeg volwassen moeten handelen.
  3. De Aanklager
    De Aanklager legt de schuld van de situatie bij de ander. Hij verwijt de ander dat die niet luistert naar goede raad en die niet opvolgt, dat hij zo zelf zijn tegenslag of mislukking veroorzaakt. Hij is een meester in het omdraaien van zaken. De Aanklager is sterk in zegeltjes sparen: ouwe koeien uit de sloot halen. Zijn uitspraken zijn direct en vaak grof maar ook wel passief agressief (bedekt manipulatief taalgebruik) en o dat beschuldigende vingertje…
    Typerende uitspraken voor een Aanklager: Nee en jij dan; jij doet ook nooit iets goed; jij weet ook niks; het is met jou ook altijd hetzelfde; als jij er niet was dan…; jij ook altijd; kijk eens wat je mij aandoet. Typerend gedrag: de Aanklager uit zich zowel luidruchtig als kalm. In zijn woorden en gedrag klinken ergernis, verbittering en verwijten door. Hij is star, wraakzuchtig, ziet alleen maar fouten, is kritisch, vaak slecht gehumeurd. Zijn leiderschap etaleert hij door te bevelen. De aanklager lijkt structureel uit te zijn op zijn gelijk.

Een figuurlijke weergave van deze drie types:

FIGUUR DRAMADRIEHOEK

 

C Reactiepatronen

De drie rollen in de drama driehoek bewegen zich in drie reactiepatronen:

  1. Ik ben niet-oké, jij bent oké (ik– jij+):
    ‘Ik ben niet belangrijk. Ik ben niet gelukkig, ik zorg slecht voor mezelf en kies vaak de rol van slachtoffer, van slaaf van de omstandigheden, van de anderen, van het leven. Jij bent beter, kunt meer en weet het beter dan ik. Als we een conflict hebben geef ik toe omdat het belangrijker is dat jij mij aardig vindt dan dat ik voor mijn standpunt opkom.’
  2. Ik ben oké, jij bent niet-oké (ik+ jij-):
    ‘Ik ben belangrijker dan jij. Ik weet wat goed voor jou is en jij weet dat niet. Als wij een conflict hebben druk ik mijn oplossing door ook al gaat dat ten koste van jou.. Ik kies vaak voor de rol van redder/afgod en aanklager/slavendrijver.’
  3. Ik ben niet-oké, jij bent niet-oké;
    ‘Het leven is niet de moeite waard en daar kunnen wij niets aan veranderen. We hoeven ons niet in te spannen om een probleem op te lossen; het is toch hopeloos. We kunnen beter alles uit de weg gaan’.

Gezamenlijke kenmerken van het Slachtoffer, de Redder en de Aanklager:

  • Ze reageren onvolwassen en daardoor niet effectief op (de problemen van) zichzelf en de ander. Hun reacties worden ingegeven door hun (oude) overlevingsmechanismen.
  • De eigen grenzen noch die van de ander worden gerespecteerd: ‘nee’ als antwoord wordt niet geaccepteerd.
  • Ze vermijden intimiteit en (zelf)reflectie. Geen van de drie staat stil bij zichzelf, bij zijn inbreng en aandeel in de relatie noch bij zijn eigen problemen, werkelijke behoeften en werkelijke verlangens, laat staan voor alternatieve volwassen oplossingen daarvoor.
  • Binnen de context van de Dramadriehoek betekenen de spelers veel voor elkaar: ze zijn afhankelijk van elkaar en blijven elkaar daarom benaderen in een van de drie rollen.
  • Deelnemen aan de Dramadriehoek is arbeidsintensief. Het vergt zo veel tijd en energie dat er geen ruimte meer is voor het volwassen deel van de spelers en voor de realiteit van de situatie. Beide worden ernstig miskend.
  • Het drama van dit model is de vicieuze cirkel: niemand krijgt wat hij wil: oude pijn wordt niet opgelost, tekorten worden niet aangevuld, de huidige situatie wordt niet goed aangepakt, het huidige probleem wordt niet opgelost.

Mijn eigen kennismaking met de Dramadriehoek was een regelrechte eyeopener: Zo achter elkaar aan blijven rennen zonder elkaar ooit echt te ontmoeten! Zo ongelijkwaardig! Ik zag welke voorkeursrol ik had en hoe soepel ik van rol wisselde als de ander een andere rol innam.

Een voorbeeld: Ik rijd na een drukke werkdag naar huis, bel mijn partner en zeg dat ik het zo ontzettend druk heb gehad (Slachtoffer: arme ik). En dat ik er vanuit ga dat hij wel voor het eten zal zorgen (Red mij). Maar in plaats van me te redden reageert hij geïrriteerd: ik weet toch hoe druk hij het zelf heeft gehad vandaag, daar kan ik toch zeker wel rekening mee houden (Aanklager naar mij)? Onmiddellijk wissel ik van rol: de Redder in mij zegt dat ik hem begrijp, natuurlijk gaat hij na zo’n drukke dag niet voor het eten zorgen (nu maak ik hem Slachtoffer). Ik zal wel kijken of er nog iets in de vriezer is en dat opwarmen (ik als Redder). Geïrriteerd rij ik door en bel een vriendin: ’Moet je nu toch horen. Heb ik het zo druk gehad en ik vraag alleen maar of hij voor eten wil zorgen! (arme ik Slachtoffer) En vorige week heb ik ook al de hele week gekookt maar altijd als ik een keer moe ben, kan hij het nooit! (ik als Aanklager) Wat vind jij daar nou van?’ Zij speelt onmiddellijk haar rol als Redder: ‘Wat erg voor je dat hij nooit ziet dat jij altijd voor dit soort dingen opdraait!’ Fijn, dat wilde ik horen, ik word bevestigd in mijn rol van Slachtoffer. Thuis doe ik mijn rol van Redder en Aanklager nog eens dunnetjes over in de hoop dat mijn partner mij alsnog zal Redden en mij bevestigt in mijn Slachtofferrol door de hele avond voor koffie en thee te zorgen. Wat niet gebeurt… [1 -
* Thomas A. Harris “Ik ben O.K., Jij bent O.K.”; Hoe kunnen we leven en laten leven”; vertaling: Elisabeth Swildens; Ambo BV; Baarn, 1969; 295 p.; ISBN : 90 263 3005 7
* Amy Bjork Harris & Thomas A. Harris; “Blijf O.K.”; Ambo BV; Baarn, 1985, tweede druk, 270 blz. paperback ISBN 90 263 0689 X
* Eric Berne, “Mens erger je niet: de psychologie van de intermenselijke verhoudingen”; 12de druk; 1978, Uitgeverij Bert Bakker; Amsterdam; 199 p.; ISBN 90 60195426
* Eric Bern, “Wat moet je zeggen nadat je hallo gezegd hebt? De psychologie van de intermenselijke verhoudingen”; 4de druk; 1978; uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam; 252 p.; ISBN 9060192990]

Er is een uitweg, de vierde positie: ik ben oké – jij bent oké.
In deze positie waardeert de volwassene zichzelf en de ander, erkent en neemt zijn eigen verantwoordelijkheden en laat de ander diens verantwoordelijkheid. Hij laat zijn gevoelens, die passen in het hier en nu, toe.
Die positie komt in Egypte niet voor.
Voor die positie dienen we Egypte te verlaten en op reis te gaan.

 

3.2. Het verband tussen vroege trauma’s en latere psychische en lichamelijke symptomen

Ook prof. dr. Franz Ruppert [1 - Prof.dr. Franz Ruppert specialiseerde zich in het gebruik van familieopstellingen als begeleidingsmethode bij mensen met traumatische ervaringen en ernstige psychische aandoeningen zoals psychose, schizofrenie, borderline e.a. Daardoor bouwde hij een bijzondere expertise op en wordt hij naast zijn werkzaamheden als zelfstandig gevestigd psychotherapeut en docent psychologie aan de Katholische Stiftungs-fachhochschule in München, wereldwijd gevraagd en erkend als deskundige op het gebied van traumabehandeling met behulp van opstellingen.] biedt een genuanceerde visie op de oorzaak en de uitingsvormen van de opgelopen tekorten die een mens nopen tot niet-oké-posities.
Hij stelt dat het bij tekorten in feite gaat om traumatische ervaringen die leiden tot splitsingen in de ziel. De ziel valt uiteen in drie delen: een getraumatiseerd deel, een gezond deel en een overlevingsdeel.

CIRKEL RUPPERT

 

3.2.a. Getraumatiseerd deel

Een trauma is een situatie of gebeurtenis die bedreigend is voor het leven, de gezondheid en/of de psychische integriteit. Dat kan iets zeer ingrijpends zijn, zoals misbruik, maar het kan ook gaan om iets ‘kleins’ zoals bijvoorbeeld de heftige schrik van een kind als een volwassene boos op tafel slaat omdat hij (het kind) stout is geweest. Om een traumatische ervaring [2 - Dit woord ‘trauma’ voelt vaak te zwaar aan en doet denken aan seksueel misbruik of mishandeling. Maar in deze context kan het iets heel kleins zijn, maar voor het kind op dat moment betekent het iets groots. Een trauma in deze context is dus een opgelopen te kort of een nare ervaring, zoals het dicht slaan van de deur of een klap op de tafel van een volwassene, als het kind schijnbaar iets niet goed gedaan heeft. Dat hoeft maar één keer gebeurd te zijn, maar blijkt later een enorme impact te hebben.] te overleven, ontwikkelt het kind haarfijne overlevingsstrategieën.
Vaak bestaat zo’n strategie uit het dissociëren (psychisch afsluiten) van het trauma. Het trauma, zowel de gebeurtenis als de bijbehorende heftige gevoelens, wordt dan weggedrukt uit het bewustzijn naar een onbewust deel: het getraumatiseerde deel. Lukt deze overlevingsstrategie, dan groeit hij uit tot een subpersoonlijkheid, door Ruppert Ego genoemd. Zo ontstaan meerdere Ego’s die gezamenlijk het overlevingsdeel vormen. Het overlevingsdeel stelt de mens in staat door te leven na traumatische ervaringen.

3.2.b. Overlevingsdeel

* Regels
Het overlevingsdeel zet allerlei positieve en negatieve regels en tegels in: 

  • Positieve regels zijn: ‘Doe je best; schiet op; doe iemand een plezier; wees perfect; wees sterk!’ Deze regels lijken een stimulans, een middel om het beste in een mens naar boven te halen. Hier werken ze echter averechts: ze zijn geen middel maar een doel. Het zijn regels die opgevolgd móeten worden, het zijn targets geworden. En zo zwepen ze de mens op.
  • Negatieve regels zijn: Besta niet; voel niet; denk niet; doe niet; kom niet dichtbij; groei niet op; hoor er niet bij; heb geen succes; wees niet belangrijk; wees niet jezelf; wees niet gezond; wees geen kind’.

Deze regels houden de mens in het gareel en in bedwang. Deze regels zijn er op gericht om de (wonden van de) trauma’s onder controle en uit beeld te houden. Ze zorgen ervoor dat de mens kan doorleven, zich staande kan houden in zijn omgeving en zo buitensluiting voorkomt. Pas op langere termijn wordt duidelijk dat geen van deze doelen werkelijk wordt gerealiseerd.

* Ego posities
Uit angst om te kort te komen, niet geliefd te zijn, buitengesloten te worden, zetten Ego’s de mens aan tot aanpassingsgedrag. Ze werken van buiten naar binnen: ze reageren niet op wat het innerlijk nodig heeft maar op wat de omgeving verwacht, vraagt, eist. Het doel daarvan is om ‘gezien’ te worden door de omgeving en zo de positie in de groep te versterken. Dat maakt de mens die leeft vanuit Ego’s kwetsbaar: stemt zijn omgeving niet in met zijn gedrag, wordt hij afgekeurd en afgewezen, dan moet hij óf nog harder werken óf een ander Ego erbij halen.
Ego’s bestaan in acht verschijningsvormen:

  1. de opschepper, trotse, betweter, het haantje;
  2. de solist, de zelfstandige die zelf alles aan kan;
  3. de klager, het slachtoffer dat moet dealen met een situatie die uit het verleden stamt;
  4. de rustige, de wegduiker die moeilijke situaties vermijdt;
  5. de aardige verbinder die over-complimenteus is naar de omgeving;
  6. de relativerende criticus die anderen naar beneden haalt om zelf in aanzien te stijgen;
  7. de adviseur die ‘zogenaamd’ anderen uit de brand helpt enkel om zelf nodig gevonden te worden;
  8. de krachtige leider die geregeld dreigt met sancties enkel om zelf macht te krijgen.

In de Dramadriehoek nemen Ego’s verschillende posities in:

FIGUUR DRAMADRIEHOEK EN EGO'S

Negatieve gedachten die bij deze Ego’s passen, zijn: ‘Ik wil niet voelen; kom niet dichtbij; ik durf/kan niet (te) groeien; ik kan het niet doen; ik hoor er niet bij; mij is geen succes gegund; ik ben niet belangrijk; ik mag/kan mezelf niet zijn; ik denk niet goed; ik ben niet gezond; ik ben geen kind.’
Een voordeel van Ego’s is dat in eerste instantie succes verzekerd is: ze zijn direct inzetbaar, beschermen tegen onheil en helpen bij het beïnvloeden van anderen. Zo helpen ze om onveilige situaties te overleven.

Aan het veelvuldig inzetten van Ego’s kleven echter grote nadelen. Het zijn interne beulen die de mens afhankelijk maken van de reacties van zijn omgeving: ‘Vinden ze me wel aardig? Is hij tevreden over me? Hoor ik er wel bij? Is zij niet beter dan ik?’ Door het inzetten van Ego’s gaat het contact met het diepste zelf verloren.

* Verstoorde gevoelsbeleving
Ondanks de dwingende regels en tegels van de Ego’s is het systeem van het overlevingsdeel niet waterdicht. Het uitschakelen van de bij een trauma behorende gevoelens om de emotionele impact niet te hoeven ervaren, is een onderdeel van overlevingsstrategieën, dat echter een nare bijwerking heeft: ook in het hier en nu worden actuele gevoelens niet of niet op de juiste manier ervaren en geuit.
Bijvoorbeeld: Lichamelijke signalen als vermoeidheid, spanning, emoties en pijn worden weggedrukt. De mens bij wie het overlevingsdeel het voor het zeggen heeft, gaat dan ook structureel over zijn eigen grenzen en vaak ook over die van de ander. Gewoon omdat hij die grenzen niet meer als zodanig waarneemt en voelt.
Ook kan hij onverwacht en extreem, bijvoorbeeld uiterst kil of buitensporig emotioneel, reageren.
Dat gebeurt als de huidige situatie overeenkomsten vertoont met de oorspronkelijke traumatische situatie (zie de matroesjka). De diep weggestopte, bij het trauma horende, gevoelens banen zich dan ineens, heftig en onstuitbaar een weg naar buiten op een wijze die volstrekt niet past bij de huidige situatie. Dat schept verwarring, zowel bij de mens zelf als bij zijn omgeving die zich afvraagt: ‘Waar komt dit vandaan, wat heb ik verkeerd gedaan of gezegd?’ Een buitensporige, misplaatste reactie is in de regel een signaal van een onderliggende traumatische ervaring [3 - Prof.dr. Frans Ruppert, artikel “moeder-kind-binding, de betekenis daarvan voor psychische gezondheid en ziekte – artikel op website http://www.interaktiel.nl/] die onbewust is getriggerd.

3.2.c. Gezonde deel, het authentieke zelf

Het authentieke zelf van de mens noemt Ruppert het gezonde deel. In tegenstelling tot het overlevingsdeel werkt het authentieke zelf van binnen naar buiten. Het is het deel dat zonder maskers bestaat, oprecht en puur. Het bezit basisvertrouwen, gemoedsrust, weet wat het wel en niet kan, reguleert gevoelens, neemt zijn verantwoordelijkheid en laat de ander diens verantwoordelijkheid.
Het wil iets betekenen voor en bijdragen aan de omgeving.
Het gezonde deel kan zich hechten, neemt oordeelloos waar; kan in- en meevoelen; zoekt contact met spiegelbeelden (gelijken). Het gezonde deel heeft een goed opmerkings- en reflectievermogen; heeft een grote liefde voor de waarheid.
Het gezonde deel is georiënteerd op het hier en nu (niet op vroeger, niet op later) en leeft vanuit hoop. Het gezonde deel, het authentieke zelf van de mens komt overeen met de ‘ik ben oké – jij bent oké-positie’.

3.3. De drie delen van de mens in Egypte

In het psychologische Egypte worden het getraumatiseerde deel en het gezonde deel buitengesloten. Dit gebeurt zowel door interne beulen (de Ego’s) als door externe collega-slaven omdat ze targets die niet gezond zijn voor zijn lichaam, ziel en geest niet halen.
Het getraumatiseerde deel en het gezonde deel krimpen en verdwijnen ver naar de achtergrond. Het gezonde deel van de mens heeft er soms weet van dat er iets niet klopt, dat er iets ontbreekt. Soms, bijvoorbeeld in de stilte van de nacht, realiseert het zich dat niet hij maar zijn nepverschijning de resultaten boekt. Dat besef vormt de voedingsbodem voor de groeiende angst voor ontmaskering.
Dan voelt de mens een leegte en worstelt met de vraag: ‘Ben ik dit echt?’
Maar hij gaat door op de oude weg want in het psychologische Egypte overleeft een mens alleen door zijn overlevingsdeel in te zetten. 

Stel hier je vraag

Thank you for contacting us, we will contact you soon.

Stuur door

Thank you for contacting us, we will contact you soon.

Bedankt!

Bedankt voor de inschrijving op de nieuwsbrief.

Het ingevoerde e-mailadres is ongeldig.
fout tijdens het inschrijven