Hoofdstuk 1 – Een flits
In Egypte lijk je succesvol, maar je bent het niet echt. Diep in je sluimert een onrust waarvan je de herkomst niet kent. Het knaagt aan je, bijvoorbeeld ’s nachts als je wakker ligt of op een stil moment of juist op een ongemakkelijk of spannend moment. Dan flitst er door je heen: ‘wat als ik op een dag door de mand val?’ Je spreekt jezelf toe, stopt dat gevoel diep weg en het moment is voorbij. Je gaat weer over tot de orde van de dag.
Abraham Maslow, de grondlegger van de humanistische psychologie, onderscheidt een vast patroon van leerfases tijdens grote veranderingen in een mensenleven. Elke fase wordt gekenmerkt door de combinatie van een bepaalde mate van bewustwording met een bepaalde mate van bekwaamheid.
Volgens dit patroon, bevind je je nu in de fase onbewust – onbekwaam. In deze fase leef je min of meer op de automatische piloot. Je bent je niet bewust van waarom je iets doet of laat, je legt geen verbanden tussen verschillende ervaringen, je kent geen betekenis toe aan wat er gebeurt in je en om je heen. Het leven gaat zoals het gaat. Alleen die vage, snel weer toegedekte onrust af en toe, geeft aan dat er sprake is van een onderstroom.
SCHEMA bewust onbewust
Onbewust – onbekwaam kun je omschrijven als leven met een onbestemd ‘heimwee naar de horizon’. Zonder dat je weet waar je naar verlangt of een beeld hebt van wat er achter de horizon zou kunnen zijn.
Als je toch op enig moment stil staat bij die vage onrust kan ineens het besef je bewustzijn in glijden dat je dingen doet die je eigenlijk niet wilt. Als dat gebeurt zet je ongewild en ongeweten de stap van onbewust onbekwaam naar de fase van bewust – onbekwaam: Je ziet en erkent dat je op de automatische piloot leeft en daar eigenlijk niet blij mee bent. Dat besef gaat knagen. ‘Iets’ in je zegt: ‘Er zou iets moeten veranderen!’ Maar je weet niet hoe. Dat ‘niet weten hoe’ voelt unheimisch. Een naar gevoel dat weerstand oproept en de behoefte direct iets te doen om het uit de weg te ruimen. Toch is het goed stil te staan bij dit gevoel en het aandacht te geven.
Het hoort namelijk bij deze fase van bewust – onbekwaam zijn. Vergelijk het met een slapend been of een bijna bevroren hand. Beweeg je die te snel dan gaat hij prikken, steken, en pijn doen. Pak je iets met die hand dan valt het, ga je op dat been staan dan kan het zelfs breken.
De volgende fase: bewust – bekwaam, waarin je het probleem oplost of vermijdt, lonkt. Alles lijkt beter dan dit weten alleen. Toch, deze fase vergt veel tijd.
De Hebreeërs in Egypte ervoeren dit ook. Het leek of Mozes hen uit de slavernij zou bevrijden maar in feite werd hun last verzwaard! Of, zoals het in de Bijbel staat: ‘Nog diezelfde dag gaf de farao zijn slavendrijvers en de opzichters dit bevel: “Ze moeten harder aan het werk gezet worden, dan hebben ze geen tijd meer om naar zulke verzinsels te luisteren.” [1 - Exodus 5: 6-9]
Toen de opzichters het paleis uit kwamen, troffen ze Mozes en Aäron aan, die op hen stonden te wachten. “Moge de HEER u hiervoor straffen!” zeiden de opzichters tegen hen. “U hebt ons bij de farao en zijn dienaren een slechte naam bezorgd. U hebt hun een zwaard in handen gegeven om ons te doden.”’ [2 - Exodus 5: 20-21]
Een ongemakkelijke situatie, de beloofde bevrijding lijkt verder weg dan ooit.
In mijn praktijk zie ik bij coachees vaak dat zij deze fase van bewust – onbekwaam zijn ervaren als een verzwaring van hun last. Je bewust zijn van je onbekwaamheid maakt je machteloos, hulpeloos, onzeker en ellendig. Je ziet het, erkent het en wilt dat het zo snel mogelijk verandert. Maar hoe?