Hoofdstuk 1 – Wanneer gaan we weg uit Egypte?
1.1. Toename onrust noodzakelijk
Het Joodse volk ging na de tiende plaag op weg. In het psychologische Egypte is op weg gaan naar verandering nog niet zo vanzelfsprekend.
In het psychologische Egypte overheerst egoïsme, zowel bij slaven als bij beulen. Beiden willen dat de ander de leegte in hen opvult. Beiden hebben de bevestiging en de aandacht van de ander nodig om er te mogen zijn.
Kazimierz Dabrowski [1 - Dr.Kazimierz Dabrowski (1902-1980) was een Poolse psychiater / psycholoog. Zijn “Positive Disintegration Theory” is een persoonlijkheidstheorie. Hij onderbouwde zijn theorie met uitgebreid biografisch, klinisch en empirisch onderzoek, waarbij hij zich vooral focuste op “talented and gifted people” van alle leeftijden. Hij onderscheidt 5, op elkaar volgende, ontwikkelingsniveaus waarbij de emotionele ontwikkeling als motor en dus als belangrijkste dimensie beschouwd wordt bij het stijgen naar een hoger niveau. De emotionele ontwikkeling loopt van egocentrisme naar altruïsme over de verschillende niveaus via een proces van desintegratie: “uiteenvallen” dus, vandaar de term “positive disintegration”. Zijn visie is, op zijn zachtst gezegd, afwijkend van het beeld van de “psychisch gezonde mens” dat overheerst binnen de klassieke psychologie. Dabrowski zegt dus eigenlijk dat neurose en innerlijk conflict niet negatief hoeven te zijn en niet dadelijk moeten bestreden worden, maar dat ze mogelijks aangeven dat de persoon in kwestie emotioneel groeit of er tenminste potentieel toe heeft.], een Poolse psychiater/psycholoog, beschrijft een staat van ‘Primary Integration’ die veel gelijkenis vertoont met het psychologische Egypte. Voor ‘Primary Integration’ zijn kenmerkend:
- Er is geen zelfreflectie;
- Erkenning van de eigen verantwoordelijkheid ontbreekt;
- Innerlijke conflicten ontbreken, ze worden als hinderlijk en ongewenst beschouwd;
- Er zijn enkel conflicten met anderen;
- Empathie ontbreekt of is slechts marginaal aanwezig;
- Conformiteit en aanpassing zijn belangrijk en worden voortdurend nagestreefd.
John Bowlby zegt dat de vorm en de mate van hechting in de jeugd van invloed zijn op latere relaties.
David Deida doet hetzelfde bij liefdesrelaties.
Kazimierz Dabrowski zegt dat desintegratie van de bestaande structuren in de omgeving van de mens een noodzakelijke voorwaarde is voor heling.
Het Exodusverhaal spoort de mens aan afscheid te nemen van zijn oude overlevingsmechanismen om op zoek te gaan naar zijn bestemming: naar de plek die G’d voor hem heeft bedoeld. Wat hij zich nog niet realiseert is dat hij zijn oude overlevingsmechanismen gewoon niet meer nodig heeft omdat hij als volwassene over mogelijkheden beschikt die hij als kind niet bezat: hij is nu in staat zijn tekorten, verdriet, pijn en gemis te erkennen en actie te ondernemen om ze te helen. Hij is niet meer afhankelijk van ouders, opleiders en andere gezagdragers.
- Deze aansporing roept vaak weerstand op en dat is begrijpelijk: het kind in de mens is gehecht aan zijn jong aangeleerde overlevingsmechanismen en bang voor het onbekende: voor de reis en voor de aankomst.
- Jezus zegt: ‘Wie zijn leven bereid is te verliezen, die zal het behouden. Wie zijn leven wil behouden, die zal het uiteindelijk verliezen.’[2 - Matthéüs 16: 25; Marcus 8: 35; Lucas 9: 24; Johannes 12: 24 en 25]
- Henri Nouwen laat zien hoe de mens zijn identiteit bouwt op wat hij doet, heeft en op wat anderen over hem zeggen.
- Iván Nagy en Eric Berne illustreren hoe dat zichtbaar is in de relaties van de mens.
- Frans Ruppert stelt dat de ziel zich splitst na grote en kleine traumatische kind- of jeugdervaringen.
- Dabrowski stelt dat voor groei en ontwikkeling desintegratie (het uiteenvallen) van de bestaande emotionele en cognitieve structuren noodzakelijk is, omdat dat aanzet tot het ontwikkelen van een hoger niveau, het doet de mens groeien.
1.2. Veranderen? Loslaten? Kom nou!
In zijn boek [3 - Robert Quinn, “Diepgaande verandering; ontdek de leider in jezelf”, 256 pagina’s, Academic Service, 2003, ISBN: 9052612285] ‘Diepgaande verandering; ontdek de leider in jezelf’ stelt Robert Quinn [4 - Prof. Robert E. Quinn is een autoriteit op het gebied van leiderschap en verandermanagement. Waarbij Quinn tevens een expert is op het gebied van effectiviteit van managers en organisaties. Robert Quinn studeerde sociologie aan Brigham Young University in Provo, Utah. Hij is houder van het Margaret Elliott Tracy Collegiate Professorship of Business Administration en hoogleraar Organizational Behavior and Human Resource Management aan de Graduate School of Business, University of Michigan. Hij is een van de mede-oprichters van het Center for Positive Organizational Scholarship. Quinns onderzoek en onderwijs is gericht op veranderingen en de effectiviteit in organisaties. Robert Quinn is vooral bekend vanwege zijn concurrerende waarden model, dat erkend wordt als een van de veertig belangrijkste modellen in de geschiedenis van het zakenleven. Volgens hem worden alle veranderingen – groot of klein – altijd voorafgegaan door veranderingen op het persoonlijke, individuele niveau. We dienen dus eerst als mens te veranderen voordat we onze omgeving kunnen veranderen. Verandering en groei, dat zijn constante factoren in het werk van Robert Quinn. Hij daagt u voortdurend uit uw bestaande opvattingen kritisch tegen het licht te houden.]:
‘de meesten onder ons construeren hun identiteit rond de deskundigheid en de bekwaamheid waarmee ze bepaalde bekende technieken en vaardigheden toepassen.’
Ook Henri Nouwen zegt dit: de mens modelleert zijn identiteit met behulp van hebben, doen en van wat anderen over hem zeggen.
Quinn zegt: ‘Het aangaan van een diepgaande verandering betekent dat men deskundigheid en bekwaamheid moet opgeven (omdat het ten diepste trucjes zijn) en ‘naakt het land van onzekerheid moet binnengaan.’ Dit is meestal een beangstigende keuze, die vaak met een geestelijke crisis gepaard gaat. Daarom is iedereen van nature geneigd te ontkennen dat er ook maar enige aanleiding tot diepgaande verandering is.’ [5 - Quinn, p. 19]
Quinn ziet als oorzaak voor de weerstand van de mens tegen deze uitdaging: ‘Onze vrees maakt ons blind voor de mogelijkheden om uit te blinken, en tevens voor nog een ander schrikaanjagend inzicht. Dat inzicht betreft de prijs die er moet worden betaald als diepgaande verandering uitblijft. Die prijs is dat er dan gekozen wordt voor een langzaam sterven voor een zinloos en frustrerend bestaan gevangen in angst, kwaadheid en hulpeloosheid, terwijl men onafwendbaar nadert tot datgene dat het meest wordt gevreesd.’ [6 - Quinn, p. 28]
Hij licht dit toe: ‘We zijn niet geneigd voor het gezond alternatief te kiezen. We lijken als het erop aankomt maar liever langzaam te sterven. Langzaam sterven is een pijn die we kennen, en we verkiezen die boven de pijn die we niet kennen. Het alternatief dat de therapeut ons duidelijk tracht te maken, kan de weg naar een snelle dood lijken. Het betekent onvermijdelijk zelfmodificatie en diepgaande verandering, en dat alles vereist discipline, moed en motivatie. Zelfverandering is voor ons zo’n bedreigend vooruitzicht, dat we dan nog maar liever de pijn van langzaam sterven ondergaan. (…) Ik ben gaan inzien dat het leven een voortdurend proces is van sterven en herboren worden. Door dit te begrijpen, heb ik nu meer vrijheid om te groeien en kan ik een opener houding ontwikkelen tegenover de mensen om me heen. (…) Ik leerde dat niemand zich kan veroorloven het gevecht met langzaam sterven uit de weg te gaan. Ieder van ons wordt uitgenodigd om voor de strategie van diepgaande verandering te kiezen.’ [7 - Quinn, p. 40,41 en 42]
Zo staat de mens voor een ingrijpende, onomkeerbare en tegenstrijdige keuze: afstand doen van al zijn ogenschijnlijke zekerheden en overlevingsmechanismen, zijn pijn erkennen, zijn verliezen en tekorten onder ogen zien. Jezus zei al: ‘Waarachtig, ik verzeker u: als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft draagt hij veel vrucht. Wie zijn leven liefheeft verliest het, maar wie in deze wereld zijn leven haat, behoudt het voor het eeuwige leven.’ [8 - Johannes 12: 24 en 25]
Wat een contradictie: om echt te kunnen leven moet je het lef hebben om eerst te sterven!
Dit karakteriseert de eerder genoemde fase van ‘bewust onbekwaam’. Het is een ongemakkelijke fase: het onder ogen zien van een negatieve onbevredigende situatie (die volgens Quinn leidt tot langzaam sterven). Of er verlichting is en hoe die eruit ziet is nog volstrekt onduidelijk.
Begrijpelijk dan ook dat de mens aarzelt, twijfelt voor hij op weg gaat. Ieder mens bepaalt zelf wanneer het moment gekomen is, wanneer hij open staat voor de weg naar verandering.
In mijn praktijk zie ik vaak dat opeenvolgende of samenvallende crises (plagen) op persoonlijk, gezins- en/of maatschappelijk niveau, uiteindelijk de druppel zijn om de knoop door te hakken. Op dat moment, en niet eerder, staat de mens open om dit proces aan te gaan: ‘Dit is het moment, ik kan niet anders.’